Rotmoevie | Marian de Smet
Ik hoop vanavond de Franse grens te halen,' zei ik. 'Oké.' 'Moet je die kant op?' 'Ik ga die kant op.' Het klonk beslist. Met een verbeten trek om haar mond duwde ze het gaspedaal dieper in en haalde een vrachtwagen in. Die toeterde toen we passeerden. Ik keek naar haar blote benen onder haar korte spijkerrokje. Ze zag het. 'Ik ben Tabita. Maar iedereen zegt Tabby.' 'Eppo,' zei ik. Ze keek me vragend aan. 'Gewoon Eppo.' Het klonk als een verontschuldiging. 'Oké, gewoon Eppo. Daar gaan we dan.' Eppo komt al liftend met een Vlaams meisje in contact. Tabby is achttien en ze heeft niet echt een doel voor ogen op het moment dat ze Eppo meeneemt in haar oude Volkswagen Golf. Het komt erop neer dat ze elkaar op sleeptouw nemen. Eppo heeft gaandeweg door dat Tabby gewoon weg wil, maar waarvan, daar krijgt hij geen zicht op. Dat het iets met Rob te maken heeft, is duidelijk. Zijn naam staat op haar arm getatoeëerd. De zware last die Tabby en Eppo met zich meezeulen, is eigenlijk te veel voor één ouwe Golf. De sfeer daalt geregeld tot beneden peil. Gaandeweg komen de twee erachter dat, hoe graag ze dat ook zouden willen, ze hun problemen niet zomaar kunnen vergeten. Daar is meer voor nodig dan zo'n rottrip.